Ons verhaal
Het oude Sint Willibrordkerkje is een uniek 15e-eeuws historisch monument in de Brabantse Kempen en wellicht de gaafste en meest complete dorpskerk in deze regio. Deze geheel uit baksteen opgetrokken kerk is een pseudo-basiliek met verlaagd koor en verlaagde kruisarmen. De uit drie geledingen bestaande toren heeft verspringende steunberen en een vierkant tot achthoekig ingesnoerde spits, die als een fijne naald naar de hemel steekt. In de spitsbogige spaarvelden van de bovenste geledingen prijken de galmgaten van waaruit de klokken hun klanken over het dorp en de wijde velden strooien. Aan de westkant bevindt zich, onder een ellipsvormige boog, de ingang met een rond raam. De kerk is vrijwel geheel zonder natuurstenen versieringen uitgevoerd met uitzondering van de toren waar druiplijsten van zandsteen zijn toegepast. Wel komen er op de plinten versieringen voor van gesmoorde baksteen. Kerk en toren zijn waarschijnlijk niet tegelijk gebouwd. De kerk vertoont karakteristieke details zoals muizentanden, baksteenlijsten en boerenvlechtingen op de topgevels. Merkwaardig zijn ook de vele onregelmatigheden zoals ongelijke hoogte en vormen van friezen, de ongelijke afmetingen van de diverse steunberen en het ontbreken van een raam bij de noordelijke ingang. De kerk heeft een oorspronkelijk eikenhouten tongewelf. De zijbeuken hebben een half tongewelf. De gewelven werden later, waarschijnlijk in de 19e eeuw, voorzien van latten met leempleister en afgewerkt met neo-classicistisch en neo-gotisch werk.
De oorspronkelijke achthoekige kolommen werden rondgehakt en voorzien van lijstkapitelen. Deze 19e-eeuwse aanpassingen zijn bij de restauratie van 1962 verdwenen.
Tijdens de restauratie van 1959 tot 1962 heeft men een onderzoek kunnen instellen naar de bouwgeschiedenis van de kerk. De diverse naden en detailverschillen duiden erop dat het geheel, met een vrij lange bouwtijd, onder primitieve omstandigheden tot stand is gekomen.
Met vrij grote zekerheid kan men zeggen dat het koor, wellicht als kapel, een zelfstandig bestaan heeft geleid. De topgevel boven de triomfboog is enige tijd buitenmetselwerk geweest.
Ter wille van deze bouwgeschiedenis is een klein gedeelte van deze topgevel nog zichtbaar gelaten.
Het huidige koor van omstreeks 1400 heeft een fundering van ijzeroer, hoog 36 cm, aangelegd op 160 cm onder het laagste vloerpeil.
Aan de zuid- en noordzijde van het koor werden later sacristieën gebouwd.
De sacristie aan de noordzijde (1800-1825) is blijven staan, die aan de zuidzijde is bij de restauratie van 1962 afgebroken. In de doorgang naar het koor (zuidzijde) geeft de onderdorpel aan dat de kerkvloer oorspronkelijk ± 50 cm lager heeft gelegen. Ter plaatse van de gesloopte sacristie werd op 150 cm beneden het laagste vloerpeil op het ongeroerde zand een kleilaag gevonden, waarop de resten van twee lemen gietvormen van klokken werden aangetroffen. De sacristie aan de zuidzijde is in 1991 weer herbouwd.
Het schip van de kerk bezit een dubbele vloer. Onder de bovenste van Namense tegels ligt nog een oude van rode bakstenen plavuizen.
De kerk moet vroeger een voorgangster van kleinere afmetingen hebben gekend. Bij graafwerkzaamheden binnen de kerk is men op een basement gestuit, opgebouwd uit verticaal op elkaar gestapelde zwerfkeien met daar tussen liggende vullingen van ijzersteen.
De in 1726 door Jean Petit, Martinus Turck en de nog oudere door Henricus Petit gegoten klokken werden in de tweede wereldoorlog tot oorlogstuig omgesmolten. De oude St. Willibrord bezat ook een merkwaardig hardstenen doopvont welke zich thans in de nieuwe kerk bevindt. Ze is versierd met 4 primitief bewerkte koppen, die Assyrisch aandoende baarden dragen, die ook wel Karolingisch genoemd worden. Zeker is wel dat deze doopvont thans het oudste historische stuk is dat Middelbeers rijk is.
In de kerk is aan de zuidzijde een grafzerk te vinden welke is gewijd aan Willem Pancraes Schuenen, een op 27 januari 1608 overleden pastoor van de St. Willibrordkerk.
Uit de wetenswaardigheden van de kerk blijkt verder dat zij getuige is geweest van het optreden van Maarten van Rossum, toen deze in 1548 de Beerzen platbrandde. In 1648 deelde zij bij de Vrede van Munster het lot van alle katholieke kerken in de Meierij en werd zij aan de katholieke eredienst onttrokken.
Omstreeks 1800 werd de kerk weer door de katholieken in gebruik genomen.
Op Witte Donderdag 13 april 1865, sloeg de bliksem in de toren en kerk, waarbij één vrouw gedood en één vrouw gewond werd. Er brak geen brand uit in het kerkje. Wel had de vrouw die gewond raakte daarna de gave om te genezen (strijken).
Omdat begin 1900 de kerk te klein was geworden, bouwde men een nieuwe kerk. De oude kerk werd in 1927 gesloten en raakte geheel in verval.
Een gedeelte van het interieur zoals de zitbanken, het orgel en het doopvont werden overgeplaatst naar de nieuwe kerk. Enkele zitbanken zijn in 1999 weer teruggeplaatst naar het Oude Kerkje. Het barokke hoofdaltaar en de preekstoel van omstreeks 1750 zijn geheel verdwenen.
In 1939 werd aan de Haagse architect De Hoogh opdracht verstrekt plannen uit te werken teneinde het kerkje om te bouwen tot raadhuis voor de gemeente Oost-, West- en Middelbeers. De tweede wereldoorlog heeft een streep door deze plannen gehaald.
Het heeft heel wat voeten in de aarde gehad alvorens dit bedreigde kerkje in 1961-1962 onder toezicht van Rijksmonumentenzorg werd gerestaureerd en daardoor voor verder verval behoed werd.
Ook de zeer fraaie kerkhofmuur, compleet met ezelsrug, rechte muizentanden en steunberen is geheel hersteld.
Na de restauratie in 1962 had men voor de kerk geen bestemming. Het heeft nog tot 1976 geduurd voordat deze kerk in gebruik werd genomen door het initiatief van een aantal enthousiaste dorpelingen. Het doel van de opgerichte stichting is het onderhouden van het monumentale gebouw. Stichting het Oude Kerkje organiseert daartoe tentoonstellingen, muziekuitvoeringen, huwelijken, jubilea en andere activiteiten passend bij het kerkje. Het kerkje heeft daarmee een uiterst zinvolle bestemming gekregen.
Het Oude Kerkje had een smeedijzeren torenuurwerk uit de late Middeleeuwen namelijk einde 14e tot begin 15e eeuw. Mogelijk is het gemaakt door Henric van Thoren. In 1997 is het uit de toren gehaald omdat het uurwerk in de loop der eeuwen in onbruik geraakt is. Nu staan het linksvoor in de kerk.
In 1999 werd door het onderwijzersechtpaar Veldhuis - van Roosmalen een klokkenspel geschonken aan de Beerse gemeenschap. Het is opgebouwd uit in totaal 42 klokken en klokjes die samen een carillon vormen. Het echtpaar heeft dit carillon in 30 jaar bij elkaar gespaard. Dit klokkenspel, inclusief luiklokken, heeft op hun wens zijn plaats gevonden in de toren van het Oude Kerkje. De toren is daarmee weer in zijn oude luister hersteld.